Twee bijenvolken hebben donderdag een nieuw thuis gekregen op Geestmerloo in Koedijk. Met de twee bijenkasten wil de beheerder van de natuurbegraafplaats de natuur in de wijde omgeving een extra impuls geven. De honing die de bijen zullen maken wordt gegeven aan mensen die een natuurgraf op het terrein reserveren.
Geestmerloo is een mooi, jong natuurgebied, waar het hele seizoen veel in bloei staat. Maar ook in het Geestmerambacht en de tuinen van Daalmeer kunnen bijen bloemen vinden. De bijenkasten op de natuurbegraafplaats zijn dus een prima uitvalsbasis. Ook omwonenden en bloemenbedrijven in een straal van rond drie kilometer gaan profiteren: “De honingbijen zorgen voor meer zaadvorming bij bloemen en bomen, dus in de buurt van bijenkasten is de oogst vaak beter”, aldus de Alkmaarse imker Wout Schröder, met wie Geestmerloo samenwerkt.
Beide bijenkasten hebben een broedkamer voor de koningin. Pasgeboren bijtjes blijven eerst nog in de kast; daar doen zij allerlei huishoudelijke taken. Na ongeveer drie weken zijn ze groot genoeg om uit te vliegen. Een interessant proces, vertelt Wout: "Zij vliegen uit, scannen de omgeving en keren terug. Telkens een stukje verder, tot ze de omgeving prima kennen en weten waar ze nectar en stuifmeel kunnen vinden. Ze gaan wel drie kilometer ver, maar keren altijd terug voordat het donker wordt.”
"Zij zijn ijverig en zachtaardig van aard en zullen alleen steken als ze in het nauw zitten", vervolgt Wout. Als de dracht goed op gang is, tussen mei en september, krijgt elk volk een tweede broedkamer en daarna plaatst Wout een honingkamer. Als ze ergens een fijne oogstplaats vinden, dan communiceren ze dat bij terugkomst via een ‘bijendans’. De anderen gaan daar dan ook naar toe. "Twee bijenvolken op één plek kunnen zo totaal andere honing produceren". De productie hangt van het weer. "Het liefst hebben ze mooie droge dagen, afgewisseld met regen.”