Kolven is een wat verborgen sport met een lange geschiedenis waarvan de ervaren spelers zeggen: ‘Je leert het snel, maar je kunt het nooit’. In de Roode Leeuw in Zuid-Scharwoude werd de sport woensdagmiddag door middel van een open dag onder de aandacht van het publiek gebracht. Kolfvereniging Op Maat liet er zien en voelen dat het vooral gaat om concentratie en richtings- en maatgevoel.
Hans Tromp, voorzitter van Op Maat, vertelt dat kolven vooral een gezelligheidssport is. Het doel is om punten te slaan, maar tussen het spelen door zijn de deelnemers ook heel sociaal bezig: “Je praat vaak met tien tot vijftien mensen op een avond en dan kun je meteen je verhaal kwijt.” Dat sociale aspect is zo sterk dat de terminologie van het spel wat minder belangrijk wordt gevonden: sommige spelers spreken bijvoorbeeld van verschillende soorten 'slagen', anderen hebben het liever over 'klappen'.
Het kolfspel wordt gespeeld op een overdekte kolfbaan, meestal 17,5 meter lang en 5 meter breed, volkomen vlak en afgezet met rabatten. Aan beide uiteinden staat op twee meter van de kant een paal schuin in de grond geslagen.De baan is verdeeld in 13 vakken, waarvan de eerste neutraal is. Het hoogste getal is twaalf en staat aangegeven in het vak dat het dichtst bij de achterzijde ligt. De belangrijkste kunst bij het kolven is het geven van het juiste effect met de bal op de paal, in de juiste snelheid. De uiteindelijke positie waar de bal terechtkomt is bepalend voor het aantal behaalde punten.
Elke serie vergt drie klappen (of slagen). De eerste daarvan is de uitklap, waarbij de kolver naast de voorpaal staat en de bal is geplaatst op het hart van de voorlijn óf daarachter. De kolver slaat vervolgens zijn bal richting de achterpaal. Als de bal bij de uitslag de achterpaal raakt, dan mag men de bal op een voorkeursplaats plaatsen (de zogenaamde ‘aanbal’) voor de volgende klap. Als de achterpaal niet wordt geraakt blijft de bal liggen waar hij uitkomt.
De tweede klap is de opklap. Hierbij moet de kolver de bal via de achterpaal naar de voorpaal slaan. Hier geldt dat als de voorpaal wordt geraakt de speler de bal mag neerleggen waar hij wil. Als de voor paal niet wordt geraakt moet de bal worden geslagen vanaf het punt waar hij tot stilstand is gekomen. De laatste klap is de puntenklap, waarbij de bal via de voorpaal de puntenvakken moet worden ingeslagen. In het vak dicht bij de voorpaal krijgt men een punt, oplopend tot het allerlaatste vak waar het maximale aantal van twaalf punten kan worden behaald. Een kolver kan in één partij dus maximaal 5x12=60 punten scoren. Als de speler echter de paal bij de opslag of puntenslag dan heeft hij een 'poedel' geslagen en krijgt hij geen punten.