Bij terugkomst van de vakantie voel ik de herfstzon al in mijn rug prikken. De bomen zijn geler dan bij vertrek, hier en daar liggen bladeren op het grasveldje en sommige planten hebben de zomerhitte niet overleefd en kan ik dus regelrecht in de groene container kieperen. Bij binnenkomst leek het huis lijkt weer groter geworden. Die ervaring verrast me ieder jaar weer. Dom, want het overkomt me elk jaar als ik het tentje verruil voor de woning. Zelfs een eenkamer appartement is qua omvang een paleis vergeleken met de paar vierkante meter tentdoek waar ik in de vakantie onder verblijf.
De nieuwe jonge buren hadden de man des huizes verschrikt aangekeken. “Kamperen, u?” Ik was op mijn beurt weer geschrokken van het u. Een mens heeft voor zichzelf een leeftijd in het hoofd en er is blijkbaar ook een leeftijd die anderen bij je constateren. Het verschil kan nog wel eens aardig groot zijn, maar bij mij gaapt er echt een enorme kloof tussen de je voor de achttienjarige en de u die anderen ons toedichten. Nou ja, ik troost me dat het de man des huizes was die op deze wijze aangesproken werd en dat hij er ook echt best wel senior uitziet met zijn grijze slapen en wijkende haarlijn.
Ook dat is een voordeel van het slapen in een tent. Je wordt nauwelijks geconfronteerd met spiegels en je kunt je dus zo voelen als je in je hoofd bepaalt. Zelf was ik afgelopen weken slank, stonden alle rokjes me buitengewoon aantrekkelijk en keek menig man, op leeftijd- dat wel-, mij met een bewonderende blik aan. De platte Jesus- Nikes sandalen zouden elke andere vrouw onmiddellijk tot een praktische wandelpartner, wars van iedere frivoliteit, definiëren, maar bij mij zorgde dit schoeisel er juist voor dat de fraaie welving van mijn kuit naar knie volledig tot haar recht kwam. En de warmte die bij regelmaat toesloeg in het lijf, zorgde niet voor een rooie kop met couperose, maar tekende een roze blosje op de gebruinde gezichtsteint. Heerlijk, kamperen.
Natuurlijk zijn er lieden en zaken die deze gemoedstoestand bedreigen. We waren afgereisd naar midden Europa, naar het paradijs van de worsten. De mannen dragen daar hoedjes met een veer erop, roken een pijp en hun broek is gekrompen in de was. Maar dat helpt alleen maar om als vrouw meer te schitteren. Het gevaar loert aan de kant van de vrouwen. Die snoeren zich in met neofascistische folklore bloesjes en rokken waarin borsten en heupen een prominente plaats krijgen ten opzichte van de ranke tailles. En daarboven bevindt zich ergens in die helblonde kop een volkomen gemaakte glimlach, die Grüss Gott of zoiets lispelt, terwijl ze de bierpul met de Thüringer braadworst voor je op de tafel klapt en weer wegkijkt, op zoek naar een volgend slachtoffer om te imponeren met al dat lichaamsgeweld. Zelf knabbelt ze natuurlijk op een droog toastje, somberde ik en hapte vervolgens in de sappige worst die zich zo lekker laat wegspoelen met het goudgele vocht.
Maar lang duurden deze inzinkingen niet. Zelfs in bikini voor mijn tentje prees ik me gelukkig met het godinnenlijf dat zich onder het strooien hoedje en de leesbril bevond en dronk er nog een op. En nu nog thuis in A. radicaal alle spiegels verwijderen.
Lidwien Feld