Regelmatig spring ik uit mijn bed om tussen de gordijnen omhoog te kijken naar een enorm vliegtuig dat over mijn achtertuin scheert. Als ik onder het dekbed alleen afga op het geluid, vermoed ik regelmatig een noodlanding tussen A. en H. Het blijft op een of andere manier onbestaanbaar dat die grote joekels op zo’n geringe hoogte gewoon in de lucht blijven hangen. Toch doen ze dat, gelukkig, en iedere keer weer blijken mijn zorgen voor niets te zijn. Ik laat het me ook graag regelmatig uitleggen door deskundigen- en dat is bijna iedereen in mijn omgeving omdat het mijzelf op het gebied van de natuur en techniek aan enige aanleg voor het begrijpen van dit soort vraagstukken geheel en al ontbreekt.
In de jaren dat ik in de Friese hoofdstad woonde kenden de dagen een geruststellend ritme: maandag wasdag, dinsdag straaljagerdag en woensdag gehaktdag. Op donderdag was er niks en de vrijdag kreeg kleur door de grote markt op het plein. In het weekend gaan de Friezen schaatsen of fierljeppen; dat is afhankelijk van het seizoen. In A. daarentegen weet je nooit waar je aan toe bent. Meestal is het de zondagmorgen waarop het oorverdovende gebrul van de motoren mijn zoete slaap verstoort. Maar het kan ook zomaar op vrijdag zijn of ,bloody hell, op een maandag dat ik totaal onvoorbereid ontwaak en mijzelf enkele seconden daarna voor het raam terugvindt met een hartslag van honderdvijftig. En dan moet de werkdag nog beginnen.
Ooit durfde ik mijn onkunde op dit gebied in het middernachtelijke Friese uitgaansleven aan een prille date te bekennen. Hij bekeek me vanaf de kroegtafel met hernieuwde belangstelling aan en met een zichtbaar opkomend enthousiasme maakte hij de brug tussen de beta en de alpha. Op Sesamstraat niveau en ondersteund met niet mis te duiden armgebaren verklaarde hij mij het raadsel, waarbij de eerder genuttigde biertjes het college een bijzondere dimensie gaf. Het was zo, zo onderwees hij mij, dat het vliegtuig feitelijk ook op de snelweg zit, maar dat ik die niet zag. Dat niemand die zag, maar dat die er wel was. En, betoogde de kroegpiloot verder, dat ie soms over de weg gaat alsof ie een lekke band heeft of dat ie soms kiest voor de weg eronder of de weg erboven. Ja, en als een weg onzichtbaar is kun je er zelf ook zoveel bij verzinnen als je maar wilt, begreep ik.
Boven mijn rododendrons kiest menig piloot ervoor om te switchen naar de afrit richting Schiphol, waar werkelijkheid en fantasie elkaar vinden in de vorm van een landingsbaan. Tot mijn vreugde. Ik ben mijn voorlichter op luchtvaartgebied nog steeds dankbaar voor zijn beeldende betoog. Maar bij tijd en wijle laat ik me opnieuw gerust stellen door de man des huizes te verleiden om naar de banen te gaan. Bij voorkeur met storm, en dan op een honderd meter afstand met eigen ogen waar te nemen dat die jets gewoon aan de grond gezet worden door mensen die er wèl verstand van hebben.
Lidwien Feld