Hij weet het nog goed, alsof het gisteren gebeurde. Lausanne, Zwitserland, 2 juli 1999. "Ik zat mezelf op te fokken, te motiveren". Nodig, want hij was een beetje uit vorm. Eigenlijk wilde hij deze race niet eens doen vanwege zijn drukke programma, maar eenmaal over de finish was het duidelijk: Robin Korving (49) had het Nederlands record hordelopen opnieuw verbroken. En nu, 25 jaar later, heeft nog steeds niemand zijn tijd verbeterd.
Als achtjarig jochie gaf Robin zich met een vriendje op bij de Waardse atletiekvereniging Hera, om de hoek bij waar Robins ouders nog steeds wonen. "Ik vond het meteen leuk", vertelt hij. "Ook omdat ik met verspringen de beste was." Hij lacht, denkend aan toen. Als vijftienjarige knul sprong hij al 1.90 meter hoog. En toch ging hij jaren later verder met een andere tak binnen de atletiek: hordelopen.
En Robin was goed, meer dan goed. Hij wordt in '93 Europees juniorenkampioen. En passant loopt hij voor het eerst het Nederlandse mannenrecord. Maar mist dan in '96 op een haar na deelname aan de Olympische Spelen. Een knop gaat om: "Toen dacht ik: ik ga nooit meer een groot kampioenschap missen. Ik wist dat het aan mezelf lag." Vanaf dat moment is Robin full focus op het hordelopen.
"De thrill van het hordelopen. Dat je zó snel over die horde heengaat. Je merkt pas hoe hard je gaat, als het fout gaat. Die kik, zeker in een vol stadium met concurrenten, dat was super gaaf." Met verwondering kijkt hij terug op dat deel van zijn leven. De landen die hij zag, de mensen die hij ontmoette, zichzelf op televisie zien. (tekst loopt verder onder foto)
Zijn hordelooptechniek was "gewoon gaan", blik op oneindig: "Het beste is blanco lopen, niet nadenken. Dan heb je het beste ritme en balans. Als je gaat nadenken kost dat tijd." Rennen vanuit het primaire deel van zijn hersenen, als een robot, "dat was één van mijn sterke kanten." Dán kun je winnen en records lopen. En dat doet hij dan ook. Op die tweede juli in '99 in Zwitserland verbetert hij zijn Nederlands record zijn 110 meter horden nog maar weer eens, naar 13,15s. Een jaar later volgen zelfs eindelijk die Olympische spelen, die hij eerder moest missen. En toen ging het mis.
"Het zou een prachtig jaar worden", weet Robin nog. Sydney, het jaar 2000, de Olympische Spelen. Nog even opwarmen voor zijn race begon, een paar hordes over. En dan: pats. Robin komt verkeerd terecht. "Mijn kniepees scheurde af." Hij wijst naar zijn bovenbeen. "Zó hoog zat mijn knieschijf. Toen dacht ik: dit kan wel eens einde verhaal zijn." Het was in ieder geval einde Olympische Spelen, nog voor het begon. In de jaren erop probeert Robin terug te komen. "Ik haalde in 2001 nog één keer de finale van het Nederlands kampioenschap, werd tweede en kreeg een staande ovatie." Niet opgeven, maar doorgaan, dat was zijn mentaliteit. Vol op wilskracht. Maar in 2006 wist hij wat hij eindelijk al eerder voelde: het is tijd om te stoppen. (tekst loopt verder onder foto)
Enkele jaren houdt hij de atletiek van zich weg. "Te pijnlijk, om wat had kunnen zijn wat niet kwam." Inmiddels is Robin een tweede carrière gestart: als redacteur bij Streekstad Centraal. Maar de atletiek bleef toch roepen; sinds elf jaar is hij terug op zijn nest bij Hera - als coach dit keer - waar hij veel lol in heeft. Maar dat record, dat heeft nog niemand kunnen verbreken. Misschien komt dat nog?
"Er is één iemand die het misschien zou kunnen, Job Geerds, hij heeft potentie." Zou dat geen zeer doen, het record moeten weggeven? "Ik wilde sowieso de 25 jaar halen en dat is gelukt. Aan de andere kant: records zijn er om verbroken te worden. En Job is een sympathieke jongen die mooi loopt, als hij het zou halen, so be it!" (hoofdfoto: Soenar Chamid Sportfotografie)