Het college van b en w van Bergen moet de vastgoedtransacties nog eens goed laten onderzoeken van de veertien huizen die die in de gemeente Bergen van vermoorde joodse inwoners werden geroofd tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gehele gemeenteraad schaarde zich achter een motie van de PvdA met die strekking.
Onderzoeksjournalisten van Follow the Money en datajournalistiek onderzoeksplatform Pointer (KRO-NCRV) brachten deze maand de kwalijke rol voor het voetlicht van het notariaat in Nederland bij het beroven van de joodse bevolking van haar bezittingen, waaronder huizen en ander vastgoed. Joodse eigenaren van vastgoed werden tijdens de Tweede Wereldoorlog uit hun huizen gejaagd, opgepakt en op transport gezet (of doken onder) en hun verlaten woningen werden verkocht. In de gemeente Bergen gaat het in het dorp Bergen om de Lindenlaan 10, Van Reenenpark 17, Doorntjes 44, Bergerweg 69 (nu Oude Bergerweg 7), Dorpsstraat 58, Dr. Van Peltlaan 46, de Broekbeeklaan 4-11. In Schoorl werden in 1943 de oorspronkelijke joodse bewoners beroofd van de Teugelaan D 76-79 en de Smeerlaan 113b.
De Duitse bezetter werd financieel flink wijzer van de roof, maar ook honderden makelaars, notarissen, tussenpersonen en nieuwe eigenaren verrijkten zich ermee. Een inventarisatie van het Regionaal Archief Alkmaar uit 1952 zou hebben uitgewezen dat bij het merendeel van de panden in onze regio rechtsherstel zou hebben plaatsgevonden. Volgens de motie is onduidelijk of dit ook daadwerkelijk in alle gevallen in de gemeente Bergen is gebeurd. De gemeenteraad vraagt het college zich in te spannen om, wanneer dat niet heeft plaatsgevonden, dat alsnog mogelijk te maken voor de nabestaanden van de slachtoffers van diefstal van hun onroerend goed tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Aan de roof werd door velen flink verdiend tijdens de oorlog. Ook notarissen profiteerden van de onvrijwillige verkoop van joods bezit. In deze regio sponnen vier Alkmaarse notarissen garen bij het opmaken van de transport- en hypotheekakten: De Lange, Roos, Van der Heide en Verkade. Waar vrouwen die liefdesrelaties waren aangegaan met Duitse militairen uitbundig als landverraders werden beschimpt, verstoten en kaalgeschoren, hielden de plaatselijke notarissen hun positie en aanzien en werd lang gedraald met sancties voor hun collaboratie.
Uiteindelijk werd jaren na de oorlog bepaald dat notarissen 60% van hun opbrengsten uit de verkooptransacties van geroofd joods bezit moesten afdragen aan de stichting 40-45 en het joods maatschappelijk werk, en 40% mochten houden. De afdracht mocht echter weer als bedrijfskosten worden afgetrokken van de belasting.