Tijdens het Bevrijdingsfestival in Alkmaar vloeit het bier, treden artiesten op en laten kinderen zich schminken. Maar er kon ook 'gedatet' worden; met veteranen. Oud-onderofficier Johann de Jong vertelt waarom hij op het festival aanwezig is: "Mensen kunnen elkaar de meest wrede dingen aandoen en kunnen achteraf nooit vertellen waarom."
"Mensen willen vooral weten wat we hebben gedaan en waar we zijn geweest", vertelt de 66-jarige De Jong tegen mediapartner NH Nieuws. "Mijn antwoord is dan: je gaat weg omdat je uitgezonden wordt door je regering. Om ergens te helpen vrede te bewaren of vrede te bewerkstelligen. Het werk kan van alles zijn: van het ontwapenen van militaristische groepen tot het begeleiden van verkiezingen."
De veteraan - die nu maatschappijleer geeft aan het Horizon College in Alkmaar - besluit als 15-jarige jongen bij defensie te gaan. Vervolgens gaat hij vanuit de mariniers vijf keer op missie. Zijn eerste is in 1991 naar Noord-Irak, zijn laatste in 2004 naar Bosnië. In de tussentijd gaat hij naar Cambodja, Haïti en de Perzische Golf.
"Mijn eerste keer op uitzending was een humanitaire missie, om Koerden uit de Noord-Iraakse bergen te begeleiden, die daar naartoe waren gevlucht onder het regime van Saddam Hoessein", vertelt De Jong. Hier was hij 'een maandje of vier' mee bezig: "We hielpen bij voedseldistributiecentra en het opzetten van tentenkampen voor vluchtelingen, dat soort werk."
Het was 'best een schok' voor de veteraan, toen hij aan zijn missie begon. "We waren eigenlijk nul voorbereid. Kwamen net van een trainingskamp in Noorwegen en gingen bij wijze van spreken van -20 naar +50 graden. Maar dat maakte het ook wel weer spannend en leuk."
In Cambodja was het anders: "Een jaar later gingen we daar naartoe. Sta je tussen gewapende groepen, die wel akkoorden ondertekend hadden, maar die je misschien wel moet ontwapenen." Of die groepen zich aan de afspraken zouden houden, was niet altijd duidelijk.
Eén van de grootste lessen die de veteraan heeft geleerd 'is dat mensen elkaar de meest wrede dingen aan kunnen doen en achteraf nooit kunnen vertellen waarom'. "Het enige dat je daarvan leert, is hoe blij je moet zijn met wat wij hier hebben: vrede, vrijheid en democratie."
"Kijk nu ook naar wat er gebeurt in Oekraïne", vervolgt hij. "We kennen onze Westerse normen en waarden, maar zijn amper in staat om te helpen. Behalve dan een beetje ondersteunen met wapens."
Voor zijn werk heeft De Jong ook offers moeten brengen: "Tijdens een missie ben je maandenlang van huis, maar het leven gaat ook daar gewoon door. Ik kan mij nog goed herinneren dat mijn familie stond te wachten toen ik terugkwam. Zag ik mijn kleine kind voor het eerst op eigen beentjes staan - en lopen, verdomme. En dat heb je dan gemist."
Maar de beloningen die hij uit zijn werk haalde, maakten veel goed. "Het betaalt natuurlijk goed", zegt De Jong lachend. "Maar ook de dankbaarheid van mensen die we hielpen tijdens humanitaire missies, daar kun je lang op teren."
Zo vertelt hij dat hij een Koerdische kapper heeft, die in 1991 in hetzelfde gebied was als De Jong. "Daar hebben we het nog heel regelmatig over. Aan het einde van de missie heb ik een jongetje gered die op een mijn was gestapt, en mijn kapper zoekt nu nog steeds voor mij naar hem als hij er is. Om erachter te komen hoe het nu met hem is."
De Jong hoopt hem te vinden. "Misschien stap ik dan wel in mijn auto en ga ik hem opzoeken. Het is maar aan de andere kant van de Turkse grens, dus zo ver is het niet. Dat zijn mooie dingen."