Dinsdag 24 mei start de tweede fase van de opgraving naar de fundamenten van de middeleeuwse kerk in Veenhuizen. Dit is van groot belang voor de gemeente Heerhugowaard, want was tot dusver weinig tastbaars bekend over de geschiedenis van de gemeente voor 1631, het jaar dat de polder droogviel. De ontdekking van deze kerk brengt daar verandering in.
In april is al begonnen met de eerste fase: toen werd de grafkelder van diplomatisch gezant Reinout van Brederode opgegraven. Deze grafkelder is met de bouw van de huidige kerk in 1965 begraven. Er is daarbij menselijk botmateriaal gevonden van ongeveer tien personen, maar er waren geen complete skeletten bij. De aangetroffen middeleeuwse fundering was in feite bijvangst, maar wel een van groot historisch belang voor de regio. Door tijdgebrek was het in april echter niet mogelijk om andere delen van de middeleeuwse fundering op te graven.
Vanwege de grote historische waarde heeft de gemeente er toch voor gekozen om het archeologisch onderzoek voort te zetten. Archeologen van Hollandia uit Zaandam zullen op drie plaatsen een deel van de fundamenten bloot leggen om vast te stellen hoe die middeleeuwse kerk er heeft uitgezien.
Tot dusver was er weinig over de gemeente Heerhugowaard bekend van voor het jaar 1631. In 1288 wordt Veenhuizen voor het eerst genoemd in de archieven. Met het blootleggen van de fundamenten van de middeleeuwse kerk ontstaat het tastbare bewijs dat in Veenhuizen al vanaf de dertiende eeuw bewoond moet zijn geweest.
De opgraving zal tot en met donderdag 26 mei duren. De conclusies van het onderzoek worden dit najaar verwacht. Nadat de opgraving is voltooid zal een plan worden opgesteld over de manier waarop manier het tastbare bewijs van de geschiedenis van Veenhuizen zichtbaar kan worden gemaakt en hoe hier geld voor kan worden gevonden.