De stilte is bijna tastbaar op de boerencamping in Cadzand. Ondanks het feit dat de schoolvakanties in het noorden van Nederland nog een week zullen duren is de camping vrijwel uitgestorven. Vier andere caravans, waarvan er slechts twee bewoond zijn. Het speeltuig, de skelters, de trampoline, alles staat er verlaten bij. Na het vallen van de duisternis probeert de Vlaamse plaats Knokke-Heist nog iets te maken van de zomer die nooit begon. Vuurwerk verlicht ruim een uur lang de verre horizon. Als ik zoontje T. van 7 meeneem over het uitgestorven stikdonkere veld om hem de vuurpijlen te laten zien zegt hij met een klein stemmetje dat hij liever weer in de caravan wil gaan. De wind rukt aan de takken van de bomen alsof de herfst al begonnen is. Morgen gaan we terug naar huis.
Toen ik T. enige weken geleden vroeg wat hij met mij samen wilde gaan doen tijdens het voorlaatste weekend van de zomervakantie kwam hij, na; Euro Disney (te duur) en Amerika (te ver), met ‘fossielen zoeken’. Eigenlijk wilde hij graven in de mergel van Zuid-Limburg. Dat leek me te ver voor een weekend. Dus stelde ik Cadzand voor, waar je volgens de overlevering haaientanden van miljoenen jaren oud zomaar van het strand op kan pakken. Pas toen ik in de routeplanner de naam van de boerencamping ingaf ontdekte ik dat Zuid-Limburg helemaal niet zo gek was. Ook Cadzand is bijna 300 kilometer rijden.
Nooit eerder was ik in Zeeuws-Vlaanderen. Een stukje vergeten Nederland, met klein dorpjes waarin heel kleine huisjes dicht tegen elkaar en dijkjes aan gebouwd zijn. Als je niet beter wist zou je denken dat het een eiland was, een eiland dat in de vijfiger jaren is blijven rusten. Tot tien jaar geleden was het alleen bereikbaar per veerpont, maar omdat ook dit stukje Nederland moest worden meegezogen in de vaart der volkeren werd er een tunnel aangelegd. Nu is de pont Kruinigen-Perkpolder uit de vaart genomen en vervoerd de boot tussen Breskens en Vlissingen alleen nog maar fietsers en voetgangers.
Tot de tunnel er was moet de tijd hebben stilgestaan in het landje tussen twee landen. De omgeving, de dorpjes en buurtschapjes, het ademt allemaal een eenvoudig verleden van hard werken. Het stemt me meer melancholiek dan ik toegeven wil. En het was al zo’n melancholiek stemmende zomer. Ik bedoel niet de trieste, naar depressie nijgende kijk op het leven, niet het gevoel van onvervulde verlangens. Nee, er is geen goed Nederlands woord voor wat de Duitsers ‘Sehnsucht’ noemen. Duitsers hebben het verlangen tot hogere kunst verheven.
Eerder in de zomer waren we met het hele gezin in Duitsland. In dat land van eeuwig gisteren beleefden we het hoogtepunt van de vakantie. Het was in een klein plaatsje midden in het Sauerland; Elspe. In Elspe is sehnsucht geëxtraheerd tot de 'Karl May Festspiele'. Ultiem sehnsucht-concentraat: een cowboydorp zoals die alleen in de fantasie van Karl May bestaan heeft. In het dorp lopen stoere cowboys, roken nobele wilde Indianen vredespijpen, de Sheriff hangt een bankovervaller aan de galg en de dag begint met een rodeo. In de Drugstore kopen volwassen mannen cowboyhoeden om te kunnen versmelten met deze omgeving. Na een verblijf van enige uren in het dorp wordt het publiek naar een grote tribune geleid die een blik gunt op een woest landschap. De hoogmis gaat beginnen.
Als alle mensen zitten, komt Winnetou zelf op zijn paard van een heuvel gereden. Vechtpartijen cumuleren in schietpartijen, bandieten overvallen stoomtreinen, indianen leveren slag met boevengespuis die het goud willen stelen en aan het eind schiet Old Shatterhand de grootste misdadiger op de top van een berg dood. Boef stort in het ravijn met dynamiet in de hand, grote explosie volgt, dam breekt, vuurzeeën en watervallen storten in de diepte. Het Wilde Westen zoals het nooit geweest is. Ondanks het feit dat zoontjes B. en T. geen Duits verstaan en ik het verhaal ook maar half volgen kon, lopen we glunderend van zoveel authentiek cowboygeweld naar de auto. In het cowboydorp is ondertussen de nieuwe lading publiek aangekomen, verlangend naar tijden die nooit waren.
Had Zeeuws-Vlaanderen maar een fractie van de lichtvoetigheid van onze Oosterburen. Dan liepen in Breskens oude vissers rond die verhaalden over een roemrucht verleden waarin ze gevechten leverden met haaien en ander visgespuis. Smokkelaars zouden zich geheimzinnig door de straatjes bewegen met achter op hun fiets (met houten banden) een vaatje boter. Zeemonsters hingen te drogen op de kade, een stoomtreintje slingerde tussen bomkraters van Breskens naar Cadzand. Hoewel zelfs de gedachte aan zoveel tijden die nooit waren me ook wel weer erg treurig stemt.
Gelukkig vinden we op het strand de tanden. Twee kleine scherpe tandjes en een roggetandje. De rest van de tanden kopen we in Breskens, bij een visserijmuseumpje waar ik, heel zwak, de geur van Sehnsucht meen te ontwaren. Er is hoop…