Is het een bijgeloof van de Amsterdamse club? Leven deze duiven in de Arena net als de raven in de Tower van Londen? De raven van de Tower verzekeren volgens de mythe het voortbestaan van het Britse koninkrijk. Ik weet niet of Amsterdammers net zo bijgelovig als Britten zijn, maar de doffers lijken hier thuis.
Toen twee weken geleden hooligan Wesley het veld opstormde om de keeper van AZ te lijf te gaan, vlogen ze kort even op, stel ik me voor. Vlak achter de door woede verblinde onnozelaar streken ze weer neer. Terwijl keeper Esteban de hooligan met twee welgerichte trappen tot de orde riep zaten de dikke vogels alweer wormpjes en zaadjes op te pikken die in de door het incident omgewoelde aarde boven gekomen waren.
Tweeëntwintigduizend kinderen op de tribune kijken naar 22 jongemannen die het veld delen met deze zeven duiven. Vandaag spelen AJAX en AZ om de beker in een wedstrijd die een demonstratie van de kinderlijke onschuld moet worden. Een ultiem verzet tegen supportersgeweld en ik mag er bij zijn. Dit is de tweede voetbalwedstrijd van mijn leven.
De vorige keer was op 9 mei 1981. Veertien jaar was ik. AZ was net kampioen geworden en zoals ieder kind wilde ook ik een drupje zoet van de overwinning smaken. Noem het opportunisme, maar het is fijn toeven in de periferie van succes. AZ speelde die dag tegen Willem II. Er vielen 6 doelpunten (AZ speelde gelijk met 3-3). Ik heb geen doelpunt gezien. Sterker nog, tot ik mijn research voor deze column deed zou ik gezworen hebben dat AZ de wedstrijd won met 2-0. De tijd doet rare dingen met de herinnering.
Als persoonlijk begeleider van 5 kinderen uit de klas van mijn oudste zoon ben ik nu eindelijk weer in een voetbalstadion. Het besef onderdeel te zijn van een historisch moment, een uniek evenement dat niet eerder op de wereld vertoond is, maakt dat ik naast het spelletje op het veld vooral kijk naar de met kinderen volgestroomde tribunes. En het is fantastisch! Elk doelpunt, of het nu van AJAX of van AZ is, wordt met luid gejuich ontvangen. Het jongetje naast me, niet mijn zoon, heeft al na een half uur zijn aandacht voor de wedstrijd verloren, maar dat deert niets. Achter ons telt een schoolmeester keer op keer luidkeels terug van 3 naar 1. Op de 1 verheffen groepen kinderen zich, gooien hun armen omhoog en maken een luid kabaal. Ik mag dan nog nooit aan de bron van een belangrijke rivier gestaan hebbeb, hier en nu vertoef ik wel midden in het bulderende ontspringen van een ‘wave’!
En zo gaat het door. Twee keer 45 minuten en een pauze van 20 minuten (waarin tienerster Ralph Mackenbach zich in AJAX-shirt in de gelederen van de toekomstige verliezer voegt) juichen, joelen en zingen de kinderen. Bijna zou ik nog eens naar een wedstrijd willen.Ik zie weer de duifjes. Nog altijd hopsen ze doodgemoedereerd door de heksenketel.
Op dat moment komt het in me op. Die beroemde zin van Lucebert. Alles van waarde is weerloos. En ineens herken ik ze, de duifjes. De duifjes van Marte Röling hebben hier, ver van hun roestbruine Duivenwagen in Alkmaar, de toevlucht gezocht. De gulden duifjes die door domme vernielzucht van de Friesebrug verjaagd werden. Bijna onherkenbaar grijs zijn ze, de gouden glans is verdwenen. Maar wel ongenaakbaar en weerbarstig. Tot leven gewekt door de klank van de tienduizenden kinderstemmen, midden in dit symbolische verzet tegen dom hooligangeweld verbeelden ze alles van waarde. De glans is weg maar de trots is er nog.
Een uittrap van Esteban landt midden in het groepje. De duiven fladderen even op, draaien een rondje boven de hoofden van de voetballers en strijken even verder op het veld neer. Weerloos maar onverstoorbaar.
Paul van Schagen