Ik ga mij binnenkort maar ‘ns meer verdiepen in de sporthallen die A. kent. Gisteren besloot ik zelf een kijkje te gaan nemen bij de zee. Opgeschrikt door code oranje in mijn voormalige provincie. De zee klom met metershoge golven tot aan het strandpaviljoen en witte schuimvlokken vlogen tot ver over het wegdek. Ik vraag me overigens wel af hoe dat werkt. De systematiek van de ijsmeesters ken ik als mijn broekzak, maar het verhaal achter de kleurencodering is mij niet helemaal helder. Zullen ze ( en wie zijn ze?) beginnen met groen ( coast is clear) en dan als een stoplicht meteen overgaan in het oranje ( oppassen, maar we kunnen met het bootje naar de overkant) naar het rood ( alles is ondergelopen)?
Of waaiert zich een veelkleurig palet voor de deskundigen uit, beginnend met zachtgeel ( flauw zonnetje) tot inktzwart ( derde wereldoorlog uitgebroken) waarbij oranje slechts refereert aan het nationale voetbalelftal? Onze nationale trots, die ons verenigt en waardoor we enthousiast samen zakken willen sjouwen. Waardoor we samen langs woelige waterwegen willen wandelen en bij kans op een mogelijke doorbraak niet met een schamel vingertje het water zullen stoppen maar eendrachtig ons met lijf en ledenen voor de dijk zullen gooien. Oranje boven, leve de waterkering.
In de tussentijd neem ik echter wel mijn maatregelen. Het maakt volgens mij nogal uit waar je naar toe gestuurd wordt in de stad en hoe de locatie er van binnen uitziet. De sporthallen met hun rug naar de zee aan de rand van de stad sluit ik uit. Niet alleen omdat ze als eersten zelf zullen onderlopen, maar ook omdat ze van een betonnen triestigheid zijn waar zelfs een potentiele drenkeling liever kiest voor een mogelijke comateuze doodsslaap dan voor een onvermijdelijke depressie door de lelijkheid van het Sportpaleis ( ja, echt) in A. Misschien moeten we zelfs hopen op een afdoende overstroming om voor eens en altijd de stad van deze Oost-Europese grauwheid te verlossen.
Nee, ik heb nu een locatie op het oog die wat meer in het centrum staat en omgeven is door een groen stadspark met watertjes, bruggetjes en heuveltjes. Het oog wil ook wat als ik vanaf de brug of het paard door de ramen kijk. De klimwand vind ik geen optie. Ik vermoed dat mijn armkracht dat gehang niet zolang volhoudt, terwijl ik op de andere gymtoestellen met behulp van een beetje improvisatie gewoon kan zitten.
Verder ga ik voor het hoekje waarbij ik de toiletten in de gaten kan houden. Ver genoeg om ze niet te ruiken, maar ook binnen een bereik van enkele meters zodat ik precies kan plannen wanneer ik ga. Meterslange wachtrijen voor de toiletten vind ik persoonlijk een van de meest traumatiserende dingen die je kunnen overkomen. Ik zou dolgraag naar Lowlands gaan; het enige wat mij daarvan weerhoudt is het beeld van de hokjes met de wachtenden en hun samengeknepen billen.
Tenslotte is er dan nog het vraagstuk van de koffie. Zonder koffie geen fijn evacuatiegevoel. Ik ga me aanmelden als vrijwillige keukenhulp. Met het uitroepen van de kreet ‘personeel’ kom ik overal. Kan ik alvast solliciteren?
Lidwien Feld