Ben je gestopt als vrijwilliger van Provajda? vroeg ik naar de bekende weg, want wijzend naar een groot hart met ‘Bedankt, Provadja’ aan de binnenkant van de deur. Ja, dat was ze. ‘Drieëntwintig jaar heb als vrijwilliger loyaal meegedraaid in ons Alkmaarse filmhuis en vestzaktheater. En zeker vijftien van die drieëntwintig jaar zijn we bezig om aan een beetje fatsoenlijke huisvesting te komen. Telkens werden we gevraagd ons in te spannen voor weer een nieuw plan, en er in de tussenliggende tijd in de oude troep toch nog maar even de schouders onder te zetten, maar nu het laatste plan weer is afgeketst heb ik er genoeg van.’
Terwijl we praten over de laatste ontwikkelingen, geen YXIE, ook geen alternatief plan op het Doelenveld maar nu mogelijk opeens weer iets in combinatie met een megabioscoop op Overstad, moet ik denken aan de wijze woorden die ik een paar jaar geleden voorgehouden kreeg door oud wethouder Henk Eggermond: ‘Bedenk met al je plannen wel jongen, dat het al maar blijven streven naar het beste de grootste vijand is van het goede’. Anders gezegd: zorg er voor dat je niet eindeloos bezig blijft met het maken van nog mooiere plannen, want dan bereik je uiteindelijk niks.
Als de politiek in Alkmaar nou eens iets van zich zelf zou willen leren, dan zou ze het hele besluitvormingstraject rond Provadja van de afgelopen 15 jaar onderwerp moeten laten zijn van een raadsenquête. Want er is rond dit onderwerp iets unieks aan de hand. Doorgaans gaan projecten slepen of vertragen omdat er politieke verdeeldheid is of onvoldoende geld. Zo niet bij Provadja: bijna alle politieke partijen in Alkmaar beweren al diverse raadsperioden achter elkaar dat men Provadja een warm hart toedraagt, dat Provadja dringend toe is aan nieuwe huisvesting, en dat men daar ook geld voor over heeft. Zelfs toen de weerstand in de raad tegen YXIE op z’n hoogst was, werd keer op keer door de tegenstanders van dit project bezworen dat dit niet betekende dat men Provadja in de kou wilde laten staan.
Aan de belangrijkste voorwaarde om daadwerkelijk iets nieuws voor Provadja te realiseren, politiek draagvlak, wordt dus al jaren voldaan. Centrale vraag in de te organiseren raadsenquête zou daarom moeten zijn: Hoe is het in godsnaam mogelijk dat de politiek er al vijftien jaar niet in slaagt haar eigen unanieme wens –een nieuwe toekomst voor Provadja- om te zetten in een daadwerkelijk besluit? ‘Hou niet krampachtig vast aan je eigen gelijk. Soms is het niet zo belangrijk wat er precies gebeurt, maar dat er iets gebeurt’, mompelde Henk ook nog. Ik denk dat de overgebleven vrijwilligers van Provadja het met hem eens zijn.
Gert-Jan Leerink