Voor mij als een romanticus avant-la-lettre valt het bestaan lang niet altijd mee. Mijn leven lang laat ik mijzelf leiden door verwachtingen. Hoe zou het zijn als? Zal ik straks? Is er iemand die? Vanaf de kleuterschool herinner ik mij de fantasieën, want dat bleken het te zijn, die mijn pad bepaalden. De optocht waar ik als driejarige in meeliep met mijn driewielertje heeft in mijn herinnering de vorm aangenomen als van de dag van de bevrijding zoals die gevierd moet zijn in 1945. In werkelijkheid trapte ik waarschijnlijk alleen achter mijn anderhalf jaar oudere broertje aan en besloeg de tocht een afmeting vanaf het ouderlijk huis tot aan de andere kant van het blok zo’n slordige vijftig meter. De inktvis die ik uit de sloot aan de overkant van het huis zag springen, heeft ook niemand anders waargenomen. De vele malen dat mijn ouders me waarschuwden voor de bullebak die er onder het kroos rustte, is vermoedelijk een veel reëlere aanwijzing voor het wel of niet opspringen van het beest met zijn zwarte tentakels.
Ik ben er maar mee behept, vind ik, in deze fase van mijn leven vooral terugkijkend op het verloop ervan tot nog toe. Tijdens de lagere school waande ik mijzelf een beroemd kind van Gina Lollobrigita. Geen idee wie dat was, maar de via de radio opgedoken naam gaf een glans aan mijn leven waardoor alles anders kleurde dan daarvoor. Ik was niet meer een beetje schuw blond meisje; onder die capuchon liep een groot geheim.
Nog steeds zijn het de verwachtingen- die ik eigenlijk als verlangens zou moeten betitelen- die boventoon voeren. Een succesvol verlopen training stemt bij mij tot tevredenheid, een geslaagd bezoek aan de sportschool tot voldoening. Maar geluk schep ik uit de verwachting dat we binnenkort met zijn allen de middelste dochter in Manchester gaan bezoeken. Ik stel me de donkerbruine pub voor waar we om een uur of zeven om de ronde tafel zullen zitten. De mannen drinken een glas met van dat dooie bier en de vrouwen genieten na van hun inkopen in de goedkope Britse kledinghuizen. Ik hang een beetje achterover en bekijk het kroost en de aanhang. En het leven is mooi.
Ongetwijfeld zal het allemaal anders gaan, zoals bij eerdere denkbeelden waar de werkelijkheid op zijn zachtst gezegd krasjes vertoonde en in de ergste versie de romantiek aan gruzelementen werd geslagen. De man zal naar een museum zijn gegaan en pas in de kroeg komen als wij net op het punt staan deze te verlaten. De dochters zijn moe en willen eten. Er is niets in mijn maat. Of, nog erger, de pubs zijn vol en we zijn aangewezen op de lokale snackbar waar we met een colaatje en slappe friet de tijd volmaken totdat we op een acceptabele tijd tegen elkaar kunnen zeggen dat we het bed maar ‘ns moeten gaan opzoeken.
Maar voor die tijd ben ik gelukkig. Diep in mij heb ik een besluit vastgelegd. Ik laat mij nooit mijn verwachtingen ontnemen. Ook al trouwde ik een realist en zeg ik altijd dat ie gelijk heeft, ik blijf lekker stiekem verlangen. Elke dag ontstijg ik de dagelijkse boodschappen. Los van waar ik ook ben- de geest is altijd ergens anders. Ook in A.
Lidwien Feld